Ga naar de inhoud
Thesaurus van OSM-terminologie
Grondgebruik
ongebouwd
- farmland: bouwland
- allotments: (moes)tuin
- orchard: boomgaard
- meadow: weiland
- grass: grasland (vaak met een andere functie zoals een weg)
- wetland: natte gronden
- water: water
- heath: heide of woeste gronden
- forest: bos
- beach: strand
- sand: zand (zandverstuiving of duinen)
- construction: dijk of kade
- cemetery: kerkhof, begraafplaats
gebouwd
- building: gebouw
- farmyard: boerenerf
- residential: (woon)erf
- commercial: commercieel
- retail: verkoop van goederen
- industrial: industrieel
- port: haven
Plaatsen
- city: grote stad
- town: grotere plaats, stad(je)
- village: dorp
- hamlet: gehucht
- isolated_dwelling: buitenplaats, entiteit met naam
- locality: veldnaam
Lijn-elementen
landwegen
- trunk: “groote weg”, doorgaande nationale weg
- tertiary: doorgaande lokale / regionale weg
- unclassified: onbepaalde weg [default]
- residential: woonstraat, in de regel met een straatnaam
- footway: steegje in bebouwd gebied
- path: klein enkelspoor pad, aangegeven met stippellijnen op de minuutplans
- track: klein pad over ander grondgebruik heen
waterwegen
- canal: kanaal, niet-natuurlijke loop, in de stad of op het platteland
- river: rivier
- stream: stroompje
- ditch: sloot